Kahlil Gibran schreef ooit “En de eik en de cipres groeien niet in elkaars schaduw”.
Ik weet niet of hij een even goede tuinman was als een dichter, maar in ons geval had hij gelijk. In onze tuin hadden we een rode eik en een mediterrane parasol-den (Pinus Pinaceae) die eeuwen geleden veel te dicht bij elkaar waren geplant, en uiteindelijk delfde de eik het onderspit.
We zagen voor het eerst zwammen bloeien aan de wortels, en op een zomer was de grond bedekt met eikels en zaailingen, een wanhopige poging om te overleven. Het daaropvolgende voorjaar ontsproten de bladeren, maar dat was zijn laatste teken van leven. In amper een maand tijd waren alle bladeren verschrompeld en bleven alleen de herinneringen achter. Over naar JeanDo, onze tuinman, die de reus in een mum van tijd vakkundig en zorgvuldig velde.
Daarna kwam de uitdaging wat te doen met de stam. Een stuk van twee meter lang en 50 cm doorsnee staat al gauw voor 500 kilo, dus behandel je het beter met respect. Onze buurman Jean-Pierre had gelukkig een tractor bij de hand, zodat hij het beest op mijn trailer kon laden, op weg naar de zagerij van Christophe Truche in het naastgelegen dorp.
Twee maanden later kon ik de stukken oppikken, mooie brede planken, waardoor ik veel vrienden maakte bij het AOB-atelier in Gaillac, met wie ik mijn schoonheden deelde.
De dosse-delen waren interessant, dus ik dacht er iets van te maken. Het eindigde in een grote gedraaide schaal met een intrigerend patroon van verticale stralen en jaarringen. Kijk zelf maar eens, en probeer erachter te komen hoe het eerder in de stam paste.